Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-05-2020

computeren

betekenis & definitie

(1990) (comp.) met de computer werken.

• Wie geen laptop heeft, moet voor het computeren naar een apart vertrek en dient plaats te nemen achter een scherm en een toetsenbord. (NRC Handelsblad, 30/01/1990)
• Overmorgen al zou hij in de kazerne moeten beginnen, hij wilde even alleen een beetje computeren, zei hij. (Jessica Durlacher: Emoticon. 2010)
Beetje uitslapen, beetje eten, beetje computeren, tv aan, even de stad in. (Annette Heffels: Moeders en dochters. 2011)

< >