Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-05-2020

cliënt

betekenis & definitie

1) (1971) (stud.) foet* of groen* waarover een ouderejaars of patroon* zich ontfermt.

• Er waren meer van Blarinks vrienden samengekomen. Elk was patroon en had zijn cliënt meegebracht. (Boudewijn van Houten: De ontgroening. 1971)

2) (1987) (euf.) patient in een verzorgingsinstelling. Ontvangers van welzijnszorg ondergaan een metamorfose van patiënten (personen die medische of andere hulp nodig hebben) tot ‘cliënten’ van sociale werkers. De term werkt als het ware prestigeverhogend en suggereert dat de patiënt van een betere inkomensklasse is. Een patiënt wordt bovendien teveel geassocieerd met hospitalen en gezondheid, hetgeen niet erg vrolijk is. Een cliënt daarentegen maakt gebruik van iemands professionele diensten en is dus niet iemand die een product van diezelfde persoon aanschaft. Dat zou hem tot ‘klant’ maken en die term klinkt dan weer te ordinair. Het is dus allemaal een kwestie van marketing. Merkwaardig genoeg heeft het woord zijn oorsprong in een oude vorm van afpersing. De oude Romeinen gebruikten het oorspronkelijke ‘cliens’ om een plebejer mee aan te duiden die de beschermeling was van een aanzienlijk persoon of ‘patronus’. Deze laatste trad op als een soort zaakwaarnemer voor hem. In ruil voor zijn bescherming en de belofte van een vreedzaam leven moest hij hem echter zwaar betalen. Vgl. klant*.

• Onder de noemer 'therapie' misschien, maar ook de rechttoe-rechtaan terneier is in welzynstaal een hulpverlener' en de hulpzoeker heet in datzelfde jargon 'cliënt', of de vleselijke gemeenschap zich op de walletjes dan wel in de spreekkamer voltrekt. Is er in de relatie 'therapeut' en 'cliënt' sprake van verliefdheid of regelrechte geilheid ? (Het Parool, 12/12/1987)
• Personeelsleden die de dagelijkse verzorging deden, gingen opeens persoonlijk begeleider heten en mochten zich alleen nog maar met beleidsvraagstukken bezighouden. Daaronder kwamen de woonassistenten. Patiënten heetten voortaan cliënten. (Vrij Nederland, 06/12/1999)
• “Met een kiel aan en een gek hoedje op is het ook veel gemakkelijker om in een menigte op te gaan. Dat lijkt me voor verstandelijk gehandicapten een heerlijkheid." De Graaf spreekt overigens liever over 'mensen met een verstandelijke belemmering'. Zorginstellingen, ook balancerend op de grens tussen helderheid en politieke correctheid, hebben het over 'cliënten'. De betrokkenen zelf maken zich minder druk over de terminologie. "Noem me maar gewoon Inge, verder maakt het niet uit.", zegt zo'n 'cliënt' die gisteren in Tilburg meehoste. (NRC Handelsblad, 06/03/2000)
• De belangenvereniging voor drugsgebruikers (MDHG) organiseerde in Hotel Arena in Amsterdam een bijeenkomst. Het thema was ‘Drugs in Amsterdam toen, nu en straks’. De zaal zat vol hulpverleners. Op de eerste rijen zaten de gebruikers, die door iedereen ‘cliënten’ werden genoemd. (Marcel van Roosmalen: Het is nooit leuk als je tegen een boom rijdt. 2011)
• Doorn ligt namelijk vlak bij Den Dolder. En daar zit dat gesticht waar niet alleen gestoorden opgesloten zitten, maar waar ze ook de leiding hebben. Leiding is een groot woord. Ze hebben de sleutel. Een sleutel die niet te vaak gebruikt wordt. Dit in verband met de privacy van de patiënten, die ze liever cliënten noemen. (Youp van ’t Hek: Lonely at the top. 2019)
• Dezen verblijven hier niet, zegt Richardrisjaar, als patiënten, maar zogenaamd als gasten, zoals in een hotel, of als logés, zoals bij vrienden, het woord patiënt wordt zorgvuldig vermeden. In het huidige jargon wordt deze aangeduid met cliënt, hij is een klant van de medische zorgverstrekkende instelling zoals hij klant is van een eetgelegenheid of supermarkt. (Jeroen Brouwers: Cliënt E. Busken. 2020)