(2015) (inf.) voornaam, elegant, modieus. Kijk ook onder: chic* de friemel.
• Ze zijn een tikkeltje voornaam in hun doen en laten. Tabitha, van de vroege ochtend tot de late avond chic-de-la-la, en Sjaak heeft een zwart kneveltje onder zijn neus gekweekt, loopt rond in een duur maatkostuum, en kijkt niet op een stuiver. (Catalijn Claes: De weg die wij gaan. 2015)