elegant
elegant - Bijvoeglijk naamwoord 1. een prettige uitstraling hebbend door de subtiele afwerking ♢ Zij kan werkelijk zeer elegante bewegingen maken. Synoniemen bevalling, sierlijk, zwierig, geraffineerd
Word vandaag nog lid van Ensie
Wiktionary (2019)
elegant - Bijvoeglijk naamwoord 1. een prettige uitstraling hebbend door de subtiele afwerking ♢ Zij kan werkelijk zeer elegante bewegingen maken. Synoniemen bevalling, sierlijk, zwierig, geraffineerd
Muiswerk Educatief (2017)
elegant - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: e-le-gant 1. met vloeiende lijnen of bewegingen ♢ zij draagt altijd zeer elegante kleding 1. een elegante oplossing [voor alle partijen acceptabel]...
drs. L.A. Beeloo (1981)
sierlijk van gestalte en manieren, smaakvol gekleed.
Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)
I. sierlijk, bevallig, keurig, smaakvol, zwierig, elegant; II. élégante, fat, modepop.
Van Dale Uitgevers (1950)
(<Fr.), bn. en bw. (-er, -st), bevallig, inz. door met goede smaak toegepaste verfijning ; sierlijk, aangenaam aandoend door fijne vormgeving of natuurlijke fijne vorm: een elegante jongedame; een elegante stijl; elegante vormen ; zich elegant kleden ; een elegante oplossing van een vraagstuk, bevrediging gevend door natuurlijkheid en vlotheid;...
Jacon Kramers Jz (1948)
m. modegek, pronker; ~e, v. modedans.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (Fr. élégant [Lat. elegans = letterl. uitkiezend]: sierlijk, bevallig): zich elegant kleden; een elegante dame.
Jozef Verschueren (1930)
(ele'gant) bn. en bw. (-er, —st) [Fr. < Lat. elegans < eligere, uitkiezen] bevallig, sierlijk : -e vormen; zich kleden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Fr.], bn. en bw. (-er, -st), bevallig, m.n. door met goede smaak toegepaste verfijning; sierlijk, aangenaam aandoend door fijne vormgeving of natuurlijke fijne vorm: zich elegant kleden; een elegante oplossing van een vraagstuk, bevrediging gevend door natuurlijkheid en vlotheid; het zou eleganter geweest zijn het zo te doen.
Fokko Bos (1914)
elegant, - sierlijk, net, keurig, welgemanierd.
G.F. Callenbach (1908)
smaakvol, sierlijk.
J.H. van Dale (1898)
ELEGANT, bn. en bw. (-er, -st), bevallig, net, smaakvol, keurig: eene elegante jongedame; een elegante stijl; elegante vormen; zich elegant kleeden.
I.M. Calisch (1864)
elegant - bn. (eleganter, elegantst). sierlijk, net. fraai, keurig
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.