Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 13-05-2021

bonen

betekenis & definitie

1) (1999) (ww.) (< Am.-Eng. sl. to bone) (jeugd) neuken.

• (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999)
• (Prisma miniwoordenboek. Drop je lyrics. 2008)
• In Bekkie hebben Willie, Faberyayo en Vjeze Fur ook een goede raad: ‘Praatjes opzij als je een slet ziet, bone der als sperzie.’ Bonen is een grof woord voor seks hebben. Seks en sperziebonen – niet direct een gebruikelijke combinatie, maar De Jeugd speelt hier alleen met de vorm van het woord sperzieboon, en maakt zich verder niet druk om de betekenis van de samenstelling. (Vivien Waszink: Woord! De taal van nederhop. 2013)

2) (2017) (znw.) (straattaal) kogels, munitie.

• Na zijn aanhouding vertelt De L. in een afgeluisterd gesprek aan zijn (minderjarige) dochter Angela welke wapens in de woning lagen en dat ze er nog geen munitie (‘de bonen’) bij hadden, hoewel Van H. daarvoor al wel had betaald aan ‘die opa’ Jan B. (Paul Vugts: Afrekeningen. 2017)
• De bendeleden gebruiken in hun berichten codetaal: kogels zijn ‘bonen’, een schutter is een ‘head’ en sterven is ‘slapen’ (De Standaard, 19/09/2019)
• (Crimineel ABC in Elsevier, 24/04/2021)