Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 02-05-2021

slet

betekenis & definitie

1) (16e eeuw) (scheldw.) (in eerste instantie slonzige, daarna ook) ontuchtige, verachtelijke vrouw; hoer; meisje dat of vrouw die die met iedereen naar bed gaat. In de jeugdtaal is de betekenis verschoven naar een meisje dat zich makkelijk laat versieren (zie Hoppenbrouwers. Jongerentaal). Oorspronkelijk betekende dit woord 'afgescheurde lap of oude lap'. In die zin dateert het al uit de veertiende eeuw. De Spaanse kust wordt eind twintigste eeuw wel eens schertsend aangeduid als 'Costa Sletta'.

• Kwâjongens! Spoelhonden! Een oud mensch! Je ziet immers dat je een oud mensch voor hebt. Praat zoo tegen je sletten, maar niet tegen een ordentelijk mensch. (Johannes Kneppel-hout: Studentenleven. 1841-1844)
• Slet, v. (-ten), vod, lap; (fig.) laag -, ontuchtig vrouwspersoon. (I.M. Calisch en N.S. Ca-lisch: Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal. 1864)
• 'Zo'n slet van een meid!' barstte zij los. (P.A. Daum: Goena-goena. 1889)
• 'Ze is... Ze is een slèt, Rien! schreeuwde, schril, tante Tien. Een gemene slèt... een slet...' (Louis Couperus: De boeken der kleine zielen. 1901-1903)
• 'Slet,' stikte ze - 'naar huis! Naar huis!' (Ina Boudier-Bakker: De straat. 1924)
• Die ouwe krepser was nog vuil genoeg om te zegge, dat me moeder aanleiding gaf en een slet most worde, als er geen oog op haar gehoue wier. (Willem van Iependaal: Polletje Piek-haar, 1935)
• Je had moeten zien hoe die slet met dat geteisem mee zoop. (H. van Aalst: Onder martieners en bietsers. 1946)
• Maar het is toch niet nodig dat zo'n slet met haar benen zo wijd uit elkaar zit dat je de haren kan zien zitten. (Jan Arends: Keefman. 1975)
• 't Is toch zeker ook een enorme afknapper, zo'n domme, ordinaire kantoorslet? (Dimitri Frenkel Frank: De kleinste hond ter wereld. 1980)
• Ze trouwen, scheiden, vallen, sterven dat het een lieve lust is, maar Jan Publiek weet nog steeds niet of Lubbers een moord op zijn geweten heeft en of Wim Kok het met een slet houdt. (Battus, in: De Volkskrant, 24/07/1992)
• Hou je bek, vuile kelereslet, maak geen lawaai of ik maak je af. (Jan Cremer: Wolf. Het au-tobiografische verhaal uit De Hunnen. 1993)
• De schoft of slet die de liefde heeft geüsurpeerd blijft een monster, dat de geliefde van de weeromstuit even monsterlijk maakt. (de Groene Amsterdammer, 09/03/2002)

2) (1998) (vnl. jeugd) man met een slordig seksleven.

• Tussen Venus (Haaitsma) en Johannes G.H.M. Vermeer - 'zeg maar Johnny' - (Lippens) onstaat iets moois, wanneer ze straalbezopen over de bijna lege dansvloer van de Roxy slijpen. Ze trotseren de hoon van hun beider peer groups, de nichtenpatrouille onder aanvoering van Ludwig (De Jong) en de ex-minnaars van 'de grootste slet van Amsterdam'. (NRC Handelsblad, 17/04/1998)
• De Big Brother Award voor slechtste bemoeizuchtige bedrijven van de gerenommeerde organisatie Privacy International ging dit jaar net niet naar Google de winnaar was ChoicePoint, de grootste slet onder de Amerikaanse datahandelaren. (de Groene Amsterdammer, 22/06/2007)