Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-09-2021

beneveld

betekenis & definitie

(19e eeuw) (euf.) dronken. Andere eufemismen zijn o.a. : aangeladen*; aangeschoten*; aangewit*; bepimpeld*; beroesd*; besnoven*; blauw*; blind*; gezegend*; half* zeven; jarig*; in kennelijke* staat; in de kroten*; lam*; als een maleier*; als een meelmuis*; voor mirakel*; nat*; in de olie*; in de pekel*; scheef* geladen; smoorloos*; teut*; uitgeglejen*; vet*; vrolijk*; in de wind*.

• Hij is beneveld. De dronkaard is altijd in een nevel = in eene verduistering gehuld. (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• Welters is niet zóó beneveld, dat hij niet begrijpt, dat hij zijn prestige moet bewaren en daarom laat hij zich eensklaps met een zucht op de canapé achterover vallen, steunend en klagend: O mijn hoofd, mijn hoofd, die hitte, ik kan er niet tegen. (Justus van Maurik: Stille menschen. z.j. 1909)
• Gewoonlijk is zoo'n man dan beneveld geweest, of hij verspilt nog z'n tijd met razen en tieren, tot de handlangers 't eerst in veiligheid brengen... (M.J. Brusse: Het rosse leven en sterven van de Zandstraat. 1912)
• Was Nolet nog beneveld, of kon hij zijn energie niet kwijt? (Max Dendermonde: Een blauwe maandag op aarde. 1965)
• Dat had ik gekocht en nergens laten liggen. Maar ja -beneveld. (Simon Carmiggelt: Elke ochtend opstaan. 1973)
• Toen merkte ik al dat bier reuzenkrachten geeft: ik had toen al de macht om elke wedstrijd ver pissen te winnen, maar ik was dikwijls zo beneveld dat ik vergat de gulp open te knopen. (Rinus Ferdinandusse: De Zoon van Ouwe Klare. 1980)
• Omdat er kleverige olie aan die banknoten geraakt was, pakte de benevelde Henk niet één briefje van 100 franc maar twee of drie. (Ben Borgart: Levend cargo. 1983)
• Vele biertjes verder zakte Guus moe en beneveld nu eens door de ene, dan weer door de andere heup. (Nelleke Noordervliet: De naam van de vader. 1993)
• De laatste jaren haalde hij de krantenkoppen echter alleen nog maar met benevelde live-optredens en processen. (Eindhovens Dagblad, 29/10/1999)
De heren nemen afscheid, en de aannemer, die zo te zien behoorlijk beneveld is, laat de bon op tafel liggen. (HP/ De Tijd, 17/03/2000)
• En van feesten waren ze tot nu toe nooit beneveld of bezopen thuisgekomen, dat scheelde zorgen. (Nausicaa Marbe: Smeergeld. 2014)