Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 12-05-2023

bakkes

betekenis & definitie

(1546) (plat) mond. In uitdrukkingen zoals: iemand een vuil bakkes geven (een grote mond opzetten tegen iemand); iemand op z'n bakkes geven (op z'n gezicht slaan); hou je bakkes (hou je mond). Volgens de etymologen is het tegenwoordig als oneerbiedig beschouwde woord bakkes waarschijnlijk ontstaan uit het al in de 16de eeuw voorkomende ‘backhuys’. Het eerste lid hiervan (backe) betekent eigenlijk `wang'. We vinden het nog terug in ons woord kinnebak en in Duits Backe `wang'. Bakhuis was vroeger ook een bekend woord voor `een huisje waarin men bakt; een bakkerij'. Wanneer men het gebruikte m.b.t. iemands mond betekent het eigenlijk `kaakhuis'. Het is natuurlijk ook mogelijk dat bakkes eerst ontstond en dat men dit later schertsend vervormde tot bakhuis. In de 17de eeuw komt dit laatste woord veel voor in kluchten (het rijmde zo lekker op kakhuis). Zo kende men het gezegde 'men kan de drank wel uit zijn bakhuis tappen' (je ziet aan zijn gezicht dat hij een dronkelap is). Kijk ook onder bakhuis*.

• Ik raad dat jij er uw bakkes snoert, eer dat u de duivel van 't kakhuis voert! (Venus Minne-gifjens. 1622)
• Hier langer te staan: jouw bakkes en jouw naamen zijn hem bekend. (De gelukte list of bedrooge Mof. Blijspel. De Twéde Druk, overzien, vermeerderd, én van veele misslagen gezuiverd. Te Amsterdam, 1702)
• Heb je lust? dan zal ik je een rood lintje over je bakkes halen. (Jacob van Lennep: De lotgevallen van Ferdinand Huyck. 1840)
• ‘Sla haar op haar gemeen bakkes, dat de Belg zijn liefie niet meer herkent,’ riep er een met schorre stem... (Willem Roda: Eli Heimans.1889)
• Bakkes. Naast dezen vorm staat bakhuis, beide worden in den gemeenzamen stijl vaak gebruikt en zijn blijkbaar nauw verwant. Beide bevatten het thans verouderde bakken (nog over in kinnebak en baktand), Hoogduitsch Backe, dat op zich zelf reeds kinnebak beteekent. Kan bakkes uit bakhuis zijn verminkt? Die overgang is op zich zelf niet onmogelijk, Kiliaan heeft alleen backhuys; maar een samenstelling met huis is ondenkbaar. Het gebeurt niet zelden, dat men in een ondergeschikte lettergreep met doffen klinker een volleren klank tracht te herstellen, juist doordat men min of meer duidelijk beseft, dat het tweede lid van vele composita sterk is verminkt; daarbij komt dan ook een zekere zucht om grappig te wezen. Vandaar dat men bakhuis als den jongeren vorm mag beschouwen, en bakkes zal, naar de meening van Frank, Etymologisch Woordenboek, 46, uit een meervoud bakkens ontstaan zijn. (Noord en Zuid. Jaargang 18. 1895)
• Bakkes, In de gemeene taal gebez. voor Mond, Fr. bouche. Houd uw bakkes (zwijg). levers geen bakkes aansteken. Geen bakkes willen eten. Geen bakkes spreken. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899)
• Men was blij dat-ie heenging… zoo’n zuur ontevreden bakkes! (Herman Heijermans: Trinette. 1904)
• Kyk die eens, die drinkt met 'n lach op z'n bakkes z'n glas bier uit. (W.A. Paap: Vincent Haman. Tweede druk. 1908)
• Heb je dat bakkes van dien keeper gezien? (J.B. Schuil, De A.F.C.-ers. 1915)
• Kijkt me Appel hem an, met een bakkes, zeg! (Theo Thijssen: Egeltje. 1929)
• Als je dat nóg een keer zegt, slaan ik je, in je eigen keet, je bakkes in elkaar! (Herman de Man: Maria en haar timmerman. 1932)
• Ik zou wel kunnen vloeken en bidden en weenen hebben... en dien heer een plak op zijn bakkes geven... als ik zag hoe ze zich uitsloofde en hem een tas mout aanbood. (Louis Paul Boon: Maagpijn. 1946/1952)
• Veel zegt ie niet, maar als ie z'n bakkes open doet, heb ie tenminste wat te zeggen. (Piet Bakker: Cis de Man. 1947)
• Verleden week, ’s avonds, komt Jules de keuken in, met heel zijn bakkes in bloed. (Hugo Claus: De Metsiers. 1950)
• ... in de houding staan en wachten tot je een klap op je bakkes krijgt. (Piet Bakker: De slag in de Javazee. 1951)
• In vroeger jaren zou de stadhouder gekomen zijn met een forse bende gewapenden; maar ook de stadhouder vertoonde zijn bakkes niet. (Theun de Vries: Moergrobben. 1964)
• De agent keek en zijn bakkes viel open in onmetelijke verbazing. (Harry Boting: Nog meer jatmous. 1967)
• Vaders baard groeit uit zijn bakkes. (Heere Heeresma: Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming. 1973)
• Ge zoudt beter uw bakkes houden gij, zegt de moeder. (J.M.H. Berckmans: Het zomert in barakstad. 1993)
• (Lex Reelick, Cor Swanenberg, drs. Erwin Verzandvoort & Michel Wouters: Bosch woordenboek.1993)
• Met zijn vingers probeerde hij te voelen of zijn tanden er nog in zaten. Ofschoon zijn bakkes dof en gezwollen voelde, dacht hij van wel. (Nieuwe Revu, 14/07/1999)
• (H. Diddens: Woordenboek van het Mechels dialect. 1999)
• Laten we op elkaars bakkes timmeren. (Tom Lanoye: Het derde huwelijk. 2006)