(19e eeuw) (Vlaanderen, sch.) nooit.
• Nooit: als Paschen op n'en vrijdag komt, in 't jaar éen als de uilen preken, als de kalvers op 't ijs dansen, als witte-donderdag zwarte donderdag heeten zal, als de maan drij teuten heeft, als 't geld regent en boonen waait, als er twee zondagen in de weke komen. Dat zal ik u nooit geven: ik zal 't u brengen op een telloorken. (Amaat Honoraat Joos: Schatten uit de volkstaal. 1887)