Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-02-2020

akker van Venus

betekenis & definitie

(18e eeuw, vero.) (euf.) het vrouwelijk schaamdeel. De akker is hier een metafoor voor de vrouwelijke schoot die het zaad ontvangt terwijl Venus de godin van de liefde is. In deze betekenis werd ‘akker’ overigens al opgetekend in de 16de eeuw. In het begin van de twintigste eeuw kende men in Groningen nog de uitdrukking ‘hij heeft de akker in het zaad’ voor: zijn vrouw is zwanger. Zie hiervoor: akkertje (2)*.

• Wy hebben het kwaat genoeg, al zwygen wy stil, en die het meeste zwetssen van de vrindelykheit hunner huishennen, haalen altemets het eerste Koek-koeks ei uit het vrouwelyke nest. Dog hier van genoeg, dewyl wy uit de vrugten dagelyks zien, dat de akker van Venus moet bebouwt worden, al zouden de Snyders gezellen ontornen de naaden, en zoomen van hunner meesteren vrouwen broeken. (Willem van Swaanenburg: De herboore oudheit, of Europa in 't nieuw. 1724-1725)
• Ik beschouw, mijn lief, met een bijzonder vermaak de akker van Venus. (Leonard de Vries: Eros' Lusthof. 1965)
• Zij vierden onder het lage dak de bruiloft met zoveel praal als zij konden realiseren. Meer dan een maand brachten zij genoeglijk door, met ongekende ge-nietingen de akker van Venus bearbeidend. (W.A.P. Smit: Kalliope in de Nederlanden. 1975-1983)
• (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)
• De 'schoot van de vrouw' is ook wel 'akker van Venus' of 'Venus' akker' ge-noemd, een akker die in de loop van de tijd in de literatuur niet alleen is be-zaaid, maar ook 'bearbeid', 'bebouwd', 'beploegd', enzovoort. (Onze Taal. Volume 72. 2003)