Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 27-02-2020

aftrap

betekenis & definitie

(1956) (mar.) inrukken.

Vnl. imperatief. Ook: einde koffiepauze.
• Na het ankeren is het aftrap. (K. Norel: Bij de marine. 1956)
• Aftrap. Signaal dat de oefeningen zijn beëindigd of dat het werk kan worden hervat. (Elseviers Nederlands Woordenboek en Vreemde woordentolk. 1974)
• Mijn klus valt op dek riepen de mariniers zo'n dertig jaar geleden als ze 'erg verbaasd' waren. Bert Gringhuis uit Alkmaar kan zich nog bijna alle uitdrukkin-gen uit zijn tijd bij de Koninklijke Marine herinneren. 'Het begon 's morgens al. Na het opstaan, scheren en mandien (douchen) wordt er ontbeten. De zeuntjes (keukenhulpen) doen de afwas en de rest treedt baksgewijs (groepsgewijs) aan. De baksmeester (korporaal) inspecteert je schoenen. Daarna aanvang werkzaamheden met om tien uur koffiedrinken en om kwart over tien aftrap (einde koffiedrinken). (de Volkskrant, 10/07/1997)