Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 29-06-2022

aan de rekker hangen

betekenis & definitie

(2004) (wielr.) aan het elastiek* hangen: het tempo van de kopgroep* niet meer of maar net kunnen volgen; op lichte achterstand fietsen.

• In principe ben ik iemand die zich graag offensief uitleeft, zelfs al wordt dat af en toe afgestraft. Dat zat er de voorbije wedstrijden niet in. Veel meer dan aanklampen en aan de rekker hangen kon ik niet. (Het Laatste Nieuws, 06/11/2004)
• Twee teams traden aan buiten categorie, vijf 'echte' renners van de Nationale Militaire Ploeg en een gelegenheidsploeg geleid door ex-judoka Gella Vandecaveye. Gella is van alle markten thuis. In mijn bureau hangt overigens haar rugnummer van de Stadsloop van Gent, waar ze als 'haas' fungeerde. Onlangs verbaasde ze nog vriend en vijand met haar topprestatie in het Een-programma 'Eeuwige roem'. Al dient gezegd dat ze vandaag een dipje had, want al na de eerste ronde hing ze puffend aan het rekkertje, zoals dat in het wielerjargon heet. (het Nieuwsblad, 20/06/2008)
• Drie weken geleden werd Kevin Pauwels nog in één adem tot de topfavorieten gerekend voor de regenboogtrui na schitterende prestaties in ondermeer Overijse, Zolder en BK. Enkele dagen voor de titelstrijd wordt hij nog hooguit bij de outsiders gerekend. Een off-day in Roubaix en zijn 'aan-de-rekker-hangen' in Milaan liggen daarvan aan de basis. (Het Belang van Limburg, 30/01/2009)
• Wie in een peloton rijdt, weet dat vooraan snelheid minderen, betekent dat je achteraan vol in de remmen moet; vooraan matig optrekken na een bocht, betekent omgekeerd achteraan aan de rekker hangen. (De Standaard, 05/04/2014)
• Bij de goede renners zal je niemand vinden die een probleem heet met ons. Het zijn de mindere goden, de jongens die een ganse koers aan de rekker hangen, die ons niet graag zien komen. (Humo, 19/07/2016)