Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 28-07-2020

aan de draad trekken

betekenis & definitie

(19e eeuw, vero.) een liefhebber zijn van sterke drank. Syn. van: aan de kurk trekken. Er moet gedacht worden aan een telkens herhaalde handeling, het voortdurend glaasjes achterover slaan. Vgl. ook: aan de wieg stoten*.

• Aan den draad trekken. [Een minnaar Het van een borrel zijn.] (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862)
• Aan den draad trekken is een term voor achter de historie trachten te komen. Nathals beproeft, of de jenever wel sterk genoeg is, en bevindt . . . . . . niets, want hij is dronken. (A.E. B. Herroem: Bacchus in spreekwoordentaal, aangetoond in eenige honderden spreekwoorden en spreekwoordelijke gezegden. 1874)
• 's Morgens echter, als haar verbeelding niet meer gescherpt werd in de soezen-doende omslotenheid van de stomme, strak rijzende muren van haar kamertje, zag zij de zaken veel nuchterder in. De meester, die sterk aan den draad trok, was 's avonds nog al eens gepoetst, en als er dan 's morgens vrouwen kwamen, raasde hij ze de gang uit. (Henri Hartog: Sjofelen. 1904)
• Een neus van de broederschap aanhebben: zon honderd jaar geleden veelgebruikt synoniem voor 'dronken zijn. Aan juist de neus manifesteert zich de veruitwendiging van alcoholgebruik. Met broederschap wordt bedoeld op wat ook wel heette het 'gilde der drinkebroers'. Dronken zijn werd toentertijd ook benoemd als aan de draad trekken, de vierde kommies zijn, een bril hebben, de bonen scheep hebben, een bies aanhebben, een bok aan het touw voeren, de bezaanschoot aanhalen, met de kapiteinsrang naar bed zijn, beentje over doen, over de huizen zijn, de Japanse rok aanhebben, vette Kees zijn, de kelderkoorts hebben, zes kinderen aangegeven hebben, een groot kluwen inhebben, met de lympot lopen, nobis zijn, een vlek op het oog hebben of door de kou bevangen zijn. (Het vrije volk, 26/03/1991)
• (M.A. van den Broek: Alcoholisch Spreekwoordenboek. 2000)