Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 04-05-2023

aaibaarheidsfactor

betekenis & definitie

(1969) (sch.) de mate van genoegen ondervonden door het aaien, knuffelen of vleien van bepaalde huisdieren, en bij uitbreiding ook mensen en dingen. Een alligator heeft bijgevolg een erg lage aaibaarheidsfactor. Honden en katten, maar ook de wasbeer, scoren dan weer zeer hoog. Bij zaken of voorwerpen springen de iPod en Iphone er ongetwijfeld uit. Deze apparaten zijn gemakkelijk te bedienen, erg trendy en hebben dus een hoge aaibaarheidsfactor. De term werd rond 1969 populair gemaakt door Rudy Kousbroek. Hij schreef: 'soorten met aaibaarheidsfactor gelijk nul; dit zijn beesten die weliswaar theoretisch aaibaar zijn, maar zonder dat dit voor aaier of geaaide de bron is van enige sensatie.' Maar of hij ook de geestelijke vader was van dit begrip is een andere zaak. Het tijdschrift 'Gezin en Samenleving' zou er volgens een briefschrijfster al een jaar eerder gewag van hebben gemaakt. De uitdrukking sloeg echter pas echt aan in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Bijvoorbeeld bij de introductie van de Renault Twingo. Hierna werden allerlei samenstellingen met -factor als tweede lid erg populair. Zo werd in Cosmopolitan (maart 1993) een nieuwe auto aangeprezen met de slogan 'Kies voor de hoogste flirtfactor'. Elders werden samenstellingen gevonden zoals: bespreekbaarheidsfactor, lulligheidsfactor, troetelfactor.

• Mijn eigen indeling van het dierenrijk, al sedert mijn vroegste kinderjaren van toepassing, maakt op mij de indruk van volkomen zinnig en functioneel. Het is een indeling die berust op het criterium van aaibaarheid. Het is een indeling die in veel opzichten samenvalt met de in de huidige wetenschap gebruikelij-ke; ongewervelde dieren zijn er bv. ook ‘lager’ in en zoogdieren ‘hoger’, en het criterium van aaibaarheid laat zelfs een, zij het enigszins gemodificeerde, evo-lutiegedachte toe. Maar er zijn ook in het oog springende verschillen, bijvoor-beeld de onmiddellijke evidentie van het feit dat vrouwen superieur zijn aan mannen, en meer nog dat in die classificatie de kat moeiteloos het hoogst ontwikkelde dier is dat de natuur heeft voortgebracht. (Rudy Kousbroek: De aaibaarheidsfactor. 1969)
• Zijn tweede vrouw had een lagere aaibaarheidsfactor maar een veel grotere versmeltingsdrang. (Kees Van Kooten en Wim De Bie: Bescheurkalender, 1979)
• Hee, je hebt een verdomde grote aaibaarheidsfaktor, weet je dat? (Dimitri Frenkel Frank: De kleinste hond ter wereld. 1980)
• Aaibaarheidsfactor: bekend verschijnsel bij natuurbeschermingsacties met het doel een in de ogen van het grote publiek aardig lijkende diersoort of een type natuur beschermd of geherintroduceerd te krijgen. (Pierre Marechal: Woordenwijzer Ecologie, 1991)
• De gemiddelde energieconsument is blijkbaar zo'n ongecijferde,en dan zullen woorden met een hoge technische aaibaarheidsfactor -technische termen met een zeer klantvriendelijke 'vertaling' dus -meestal ook niet helpen. (Onze Taal, februari/ maart 1994)
• Voor kinderen zijn de kooien met konijnen nu de trekpleister geworden, bij gebrek aan andere dieren met een hoge aaibaarheidsfactor. (Het Belang van Limburg, 08/01/1996)
• Informatie- en communicatietechnologie (ICT) is ‘hot’, heeft een hoge aaibaarheidsfactor. (Vrij Nederland, 16/12/2000)
• Alles valt en staat echter met de aaibaarheidsfactor van de spelers. (Nieuwe Revu, 02/01/2002)
• Geef regisseur Rob Minkoff een dier en de pluchen speelgoedindustrie maakt overuren. In 1994 bezorgde hij met De leeuwenkoning leeuwen een hoge aaibaarheidsfactor en twee jaar geleden maakte hij van een witte muis het ultieme knuffeldiertje in Stuart Little. (het Parool, 17/07/2002)
• Muffins ‘aaibaarheidsfactor’ bleek te laag, zou men kunnen zeggen, zo laag zelfs dat Hannah weldra haar interesse verloor in dit als levende knuffel aan-geschafte dier, dat in het geheel niet op schoot genomen wilde worden, zodat mij niets anders te doen stond dan me zelf over haar ontfermen. (L.H. Wiener: De verhalen. 2015)
• Ik was een harde werker. Misschien dat ik toch nog een soort van aaibaarheidsfactor had, of zo. (Paul Roozendaal en Marleen Hartog: Uit de goot. 2016)
• Vooral bij kinderen zal zo'n dierenverhaal aanslaan en het goed doen, denkt museumdirecteur Siemco Louwerse: 'Het onderwerp heeft een hoge aaibaarheidsfactor.’ (De Volkskrant, 02/02/2023)
• Misschien speelt de aaibaarheidsfactor toch ook wel een rol. Emma is als enige minderjarige amazone ingeschreven. Bovendien is Enzo ook de enige pony die op de piste verschijnt. (Gazet van Antwerpen, 21/04/2023)