Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 30-09-2020

A-tijd

betekenis & definitie

(2012) (stud.) aspirantentijd, aanloop naar volwaardig lidmaatschap van een dispuut.

• Steven was inderdaad al een tijdje in de weer voor Non Solum. Samen met Philip, David en nog een jongen uit hun jaarclub liepen ze a-tijd bij het heren-dispuut. (Welmoed Barendsen: Sjaars. Belevenissen van een eerstejaars stu-dent. 2012)