is de wet van 4 Aug. 1947, Stbl. no H 291, tot bevordering van doelmatige verdeling van woongelegenheid. Krachtens haar is het verboden een woongelegenheid in gebruik te nemen of te geven zonder schriftelijke toestemming van B. en W. (art. 1).
B. en W. zijn bevoegd woningen of gedeelten van woningen te vorderen en deze in gebruik te geven aan personen, die daaraan behoefte hebben, (art. 7).Degene, van wie gevorderd wordt ontvangt een schadeloosstelling. Hij kan bij de kantonrechter een eis tot ontruiming van de gevorderde woonruimte instellen indien wegens onbehoorlijk gebruik daarvan of wegens ernstige overlast hem of zijn huisgenoten aangedaan, voortzetting van het gebruik niet behoeft te worden geduld, alsmede indien hij de woonruimte voor eigen gebruik zo dringend nodig heeft, dat, de economische belangen en maatschappelijke behoeften van beide partijen naar billijkheid in aanmerking genomen, voortzetting van het gebruik niet behoeft te worden geduld.
