heet de enge betrekking tussen twee burgerlijke rechtsgedingen, die aanleiding kan geven tot voeging van het ene bij het andere, wanneer zij voor dezelfde rechter aanhangig zijn (art. 159 W.v.B.Rv.), of tot verwijzing, wanneer zij voor verschillende rechters aanhangig zijn (art. 158 W.v.B.Rv.). De voeging of verwijzing heeft vereenvoudiging, kostenbesparing en het vermijden van tegenstrijdige beslissingen ten doel.
Lit.: C. W. Star Busmann, Hoofdst. v. burg. rechtsvord., nieuwe uitg. (1948), §§319-321.