noemt men een hoofddeksel van Oudoosterse koningen en later ook de pauselijke kroon. Het woord is het eerst in het Grieks bekend en is van onbekende afkomst.
In het begin bestond de tiara uit een helmvormige muts met een gouden rand, versierd met edelgesteenten aan de onderkant, waarvoor later een getande kroon trad. Bonifacius VIII (gest. 1303) voegde er een tweede kroonband bij en reeds in 1315 of 1316 wordt melding gemaakt van de drievoudige pauselijke kroon (triregnum). Bovenop bevond zich eerst een edelsteen, daarna een knop en sedert de 16de eeuw een kruis.