in het Hooglied, naam van de vrouw, wier bekoorlijkheid de gewijde schrijver bezingt. De betekenis is onzeker.
Men verklaart het of als de „Sulammietische” (vgl. de „Sunamietische” in I Kon. 1:3) óf ook wel als „Selomith”, de vrouwelijke vorm van de naam Salomo.