oudtijds gebruikelijk toestel om schepen over ondiepten te lichten, met name de Oost-Indiëvaarders, die over de Zuiderzee naar Amsterdam voeren en de ondiepte, het Pampus, niet konden passeren. Het toestel is uitgevonden door Meeuwes Meindertz.
Bakker in 1691, en bestaat uit twee met water gevulde drijfkasten, die aan weerszijden van het schip bevestigd werden. Door uitpompen van het water rezen schip en scheepskamelen voldoende om de ondiepte te bevaren.