bijzondere vorm van kinder-epilepsie die gekenmerkt is door plotselinge, vaak in reeksen optredende spierkrampen waarbij het hoofd vooroverknikt en de armen gelijktijdig in gebogen stand geheven worden. De bruuske beweging die hierdoor wordt veroorzaakt doet even denken aan de groet van de oosterling.
Aan deze bizarre gelijkenis ontleent het verschijnsel zijn naam.