naam gegeven aan het voornaamste Rotterdamse toneelgezelschap. Deze naam is ontstaan in 1860, toen Eduard de Vries door de Gem.
Rotterdam tot directeur van de Rotterdamse Schouwburg werd benoemd. Hij was de leider van een keur van Amsterdamse toneelspelers o.a. mevrouw Kleine-Gartman, Peters, Veltman, Moor, waarbij zich Dirk en Jaap Haspels, Willem van Zuylen en Sophie de Vries voegden; in 1869 ging de directie met enige veranderingen in het gezelschap over aan Albregt en Van Ollefen; in 1874 scheidden A. J. Le Gras, W. van Zuylen en Jaap Haspels zich van deze groep af onder de naam „De Nieuwe Rotterdamsche Schouwburg Vereeniging”, waaruit in 1881 de Rotterdamse afdeling van Het Nederlandsch Tooneel ontstond, die zich in 1885 oploste in De Vereenigde Rotterdamse Tooneelisten onder leiding van Le Gras en Haspels. Hieruit werd in 1900 het Rotterdamsch Tooneelgezelschap geboren, tot 1915 geleid door P. D. van Eysden, in 1915 door Eduard Verkade, in 1916 door P.
D. van Eysden, van 1917 tot 1920 door P. D. van Eysden en Frits Tartaud, van 1920 tot 1923 door Cor van der Lugt Melsert en P. D. van Eysden onder de naam Ver. Rotterdamsch-Hofstad-Tooneel, van 1923 tot 1938 door Cor van der Lugt Melsert.