Surinaams bewindsman (Hattem 1823 - Paramaribo 1891), maakte als lichtmatroos zijn eerste reis naar Suriname, ging over naar de landmacht en nam in 1844 dienst voor de overzeese bezittingen. In 1845 ging hij naar Suriname, werd aangesteld tot officier, hoofd van het Bouwdepartement, lid van de Commissie voor de Lawa -kwestie.
Hij tekende van 1861 tot 1879 naar eigen onderzoekingen een kaart van Suriname, waarvan het Bestuur het eigendomsrecht kocht voor ƒ 24.000. Na het tractaat met Engeland voor de Britsindische immigratie naar Suriname, werd een ambtenaar aangesteld om de belangen der immigranten te behartigen, de „Agent-Generaal voor de Immigratie”. De eerste Agent-Generaal was Cateau v. Rosevelt, toen tevens lid der Koloniale Staten.