De snelheid van een ster ten opzichte van de waarnemer kan ontbonden worden in twee componenten, nl. in de richting van de gezichtslijn (d.i. de verbindingslijn waarnemer-ster) en in een richting loodrecht daarop. De component in de richting van de gezichtslijn heet radiale snelheid. Dit is dus de snelheid, waarmee een ster zich van de waarnemer af of naar de waarnemer toe beweegt.
De grootte er van wordt bepaald uit de verschuiving, die de absorptielijnen in het sterspectrum ondergaan ten gevolge van de beweging der ster ten opzichte van de waarnemer (z Doppler, principe van). De radiale snelheid wordt gemeten in lineaire maat, gewoonlijk in kilometers per seconde, in tegenstelling tot de snelheid loodrecht op de gezichtslijn, de eigenbeweging, die slechts in boogmaat gemeten wordt.