(Klausthal 3 Juni 1864 - Salò a. h. Gardameer, 11 Febr. 1905), was, na in de rechten gestudeerd te hebben, tot 1891 in staatsdienst, om zich daarna geheel aan de letterkunde te wijden.
Van zijn vele, destijds zeer geroemde werken bleven het officiersdrama Rosenmontag (1900), waarmee hij de Grillparzerprijs verwierf en de een-akter Die sittliche Forderung (1897) bekend.Bibl.: Die Geschichte vom abgerissenen Knopf (1893); Die Erziehung zur Ehe (1893); Vom gastreichen Pastor (1895); Meine Verse (1895); Tagebuch (1906); Gesammelte Werke (bloemlezing, uitgegeven door F. F. Heitmüller, 3 dln, 1908).
Lit.: A. Eloesser, O. E. H. (in: Biogr. Jahrb. und Deutscher Nekrolog dl 10, 1907); S. Hartleben, Mei Erich (1910); F.
Hoek, Die Lyrik H.’s (1931); H. Lucke H. (1941).
