Duits schrijver (Oberammergau 21 Jan. 1867 - Rottach, Tegernsee, 27 Aug. 1921), was advocaat te München; hij heeft naam gemaakt door zijn echt-Beierse schetsen uit het boerenleven en door zijn satirische schilderingen van het klein-burgerlijk leven. Het meest bekend zijn Lausbubengeschichten (1905); Assessor Karlchen (satires, 1901).
Hij heeft ook een paar blijspelen geschreven. In 1899 trad hij in de redactie van het spotblad Simplicissimus, waarin hij jarenlang een toonaangevende plaats innam. Ook aan Jugend werkte hij mee en in 1907 richtte hij o.a. met H. Hesse het tijdschrift März op.Bibi, (o.a.): Lausbubengeschichten (1905); Erinnerungen (1919); Gesamm. Werke (7 dln, 1922, herdr. 1932); Ausgew. Briefe (uitg. J. Hofmiller en M. Hochgesang, 1927).
Lit.: Deutsche Biogr. Jahrbuch, III (1921); F. Dehnow, L. Th. (München 1925); L. Th., die Geschichte seiner Liebe u. Ehe, aus Briefen und Erinnerungen hrsg. v. W. Ziersch (München 1928); W. Ziersch, Wie L. Th. Jagdkönig wurde (München 1929); E. Hederer, L. Th. (München 1941).
