is een Javaans woord, dat gewone dorpeling zonder ambt in het dorpsgemeentebestuur betekent, en landbouwer zonder eigen bouwgrond, die de akker of het akkeraandeel van een ander bebouwt. Vandaar de betekenis van loonarbeider en lastdrager, in het algemeen van ongeschoold werkman, die het woord ook in andere Indonesische talen en in het Hindoestani (Voor-Indië) heeft.
In het Nederlands en enige Europese talen, zoals Engels (coolie), Frans (coolie of couli) en Duits (Kulï), wordt het gebruikt voor ongeschoold loonarbeider, lastdrager of ook wel contractarbeider in Z.O.-Aziatische landen. Daar het loon dezer arbeiders de tendentie heeft zich aan te passen bij de lage productiviteit en beloning van de arbeid in het Oosterse dorp, betekent „een koelieloon” een laag loon, „op koeliepeil levend” een bestaan leidend op laag Aziatisch levenspeil.
