vermoedelijk 4de eeuw n. Chr., heeft uit de uit Livius geëxcerpeerde literatuur alle prodigia, voortekenen, verzameld, welker kennis hij, die nog heiden was, voor het publiek ter voorkoming van de straf der goden noodzakelijk achtte.
Bibl.: Liber prodigiorum, laatstelijk uitg. d. O. Rossbach in diens uitg. v. T. Livii Periochae (Leipzig 1910).
Lit.: Wülker, Die geschichtl. Entwicklung des Prodigienwesens bei den Römem, disa. Leipzig (1903).