(Nigella damascena L.) is een tot de ranonkelfamilie behorende plant, inheems in Zuid-Europa en vaak als sierplant gekweekt. Zij heeft 2-3-voudig veerdelige bladeren met lijnvormige slippen, hemelsblauwe (of witte) bloemen, elk omgeven door een omhulsel van zeer fijn verdeelde bladeren, en tot aan de top aaneengegroeide kokervruchten.
In de tuin wordt in April ter plaatse gezaaid en uitgedund op 20 cm.De plant wordt 40 cm hoog. Men kent er ook een gevulde variëteit van. De bloemen hebben bij het in het mediterrane gebied 16 eenjarige soorten tellende geslacht Nigella L. 5 gekleurde kelkbladen en ca 8 kleine, 2-lippige en aan de top gespleten, tot honingbakjes vervormde kroonblaadjes. Als onkruid op korenvelden wordt zelden in Zuid-Limburg gevonden JV. arvensis L., de wilde nigelle, die een omwindsel onder de blauwachtig witte, van onderen groen gestreepte bloemen ontbeert en waarbij de 5 kokervruchten slechts tot het midden vergroeid zijn, terwijl een enkele maal adventief gevonden is N. sativa L., een artsenijplant uit Zuid-Europa, waarvan de ovale, platte, zwarte, aromatische zaden in gebruik zijn.
