Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Huisman

betekenis & definitie

is een oude term ter aanduiding van de bezitter van een „huis”, d.i. van een hoeve. Oorspronkelijk dus vooral gebezigd voor eigenerfden (z buurschap), krijgt het in de gefeodaliseerde streken (z feodaliteit) bij voorkeur de strekking om de boerenbevolking aan te duiden ter onderscheiding van de riddermatigen of welgeborenen.

Soms ook duidde het zelfs alleen de niet-eigenerfde boeren aan.Lit.: D. G. Rengers Hora Siccama, Over welgeborenschap en schotbaarheid, in: Rechtshist. opst., aangeb. aan mr S. J. Fockema Andreae (1914); I. H. Gosses, Welgeborenen en huislieden (1926).

< >