(Grotta del Cane), een grot bij Napels, sedert eeuwen bekend wegens haar gasontwikkeling en reeds door Plinius beschreven, bevindt zich nabij het meer van Agnano, niet ver van Pozzuoli, en heeft een lengte van 3 bij een breedte van 1½ m. De ingang wordt door een deur gesloten en heeft een hoogte van ruim 3 m.
In deze grot ontwikkelt zich aanhoudend een grote hoeveelheid koolzuur, doch daar dit 1½ maal zo zwaar is als de dampkringslucht, zweeft het als een dichte laag over de grond. Brandende fakkels worden in die gaslaag uitgedoofd en dieren, die de bek niet boven de koolzuurlaag kunnen verheffen, moeten er in sterven.