Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

HAKVRUCHTEN

betekenis & definitie

is de aanduiding voor de in de akkerbouw geteelde knol-, wortel-, en bolgewassen, t.w. aardappelen, suikerbieten, voederbieten (mangelwortels), koolrapen (knolrapen), wortelen en uien. De naam is ontleend aan de intensieve bewerking {hakken, schoffelen) van de grond waarop genoemde gewassen worden verbouwd.

De ruimten tussen de planten zijn bij hakvruchten zo groot, dat het onkruid de jonge plantjes gemakkelijk zou kunnen overwoekeren, temeer omdat de jeugdgroei van de hakvruchten vnl. in de maanden mei en juni valt. Ten einde de onkruiden de baas te blijven moet veel gehakt (geschoffeld) worden tot het moment dat de bovengrondse delen van het cultuurgewas het land geheel bedekt hebben. In de vruchtwisseling* neemt men bij het verbouwen van hakvruchten de gelegenheid te baat om het land eens goed „schoon” (onkruidvrij) te maken. In de Nederlandse landbouw nemen de hakvruchten een belangrijke plaats in het bouwplan in; in 1947 werd een totaal-oppervlakte van 330 522 ha (van de ruim 1 000 000 ha bouwland) met deze gewassen beteeld.

< >