of Lake Eyre, een zoutwoestijn „het dode hart van Australië”, is in de natte tijd een meer in het binnenland van Zuid-Australië, tussen 27o 50' en 29o 30' Z.Br. en tussen 136° 40' en 137o 40' O.L., heeft een oppervlakte van 9500 km2 en ligt 12 m beneden zeeniveau. Bij hoge waterstand vormt het een uitgebreide waterplas; in het droge jaargetijde verdwijnt het water en het meer verandert eerst in een slijkpoel en daarna in een leemvlakte met zoutdelen; de watervogels nemen de vlucht en de ledige bedding vertoont zich als een woestenij.
Dit meer werd 15 Aug. 1840 door Edward John Eyre ontdekt en naar hem genoemd. Later is het door Warburton (1866) onderzocht. Enkele rivierdalen eindigen in deze depressie, bijv. de Barcoo River en de Diamantina; deze „creeks” bevatten meestal geen water.Lit.: J. W. Gregory, The dead heart of Australia (1906); C. T. Madigan, Lake Eyre (in: Geogr. Journ. 76 (1930), P. 215-240).