Installaties, in het bijzonder centrale verwarmingsinstallaties, waarin zich vloeistof bij wisselende temperaturen bevindt, moeten voorzien zijn van een expansievat, waarin het overschot aan vloeistof, dat ontstaat door thermische uitzetting (expansie), kan opgeborgen worden. De eenvoudigste uitvoering bestaat uit een open vat met de installatie verbonden door een enkele buis.
Deze kan alleen toegepast worden, indien het expansievat vorstvrij is opgesteld, daar het water niet door het vat circuleert en in het vat de temperatuur van zijn omgeving aanneemt. Een uitvoering, waarbij vorstgevaar vermeden wordt, bestaat uit een vat met toe- en afvoerleiding. Bij een juiste uitvoering zal het water circuleren en voldoende warm blijven. Bij een gesloten systeem, waarbij het water in de installatie een van de buitendruk afwijkende druk kan hebben, moet boven de vloeistof in het expansievat lucht aanwezig zijn, waardoor een te hoog oplopen van de druk in de installatie voorkomen wordt. Men kan daarvoor een geschikt onderdeel van de installatie zelf gebruiken, bijv. een boiler.