Neolatijnse vorm van het Griekse woord enkomion, duidt oorspronkelijk een loflied aan, dat de feestelijke stoet (komos) ter ere van een huiswaarts kerende overwinnaar aanhief. Voorlopers van het lyrische encomium waren Sappho, Alkman en Anakreon, hoofddichters Simonides en Bakchylides.
Daarna kreeg het woord de betekenis van loflied in het algemeen en werd het ook term voor de prozaïsche lofrede, waarvoor de rhetoriek in de Hellenistische tijd bepaalde motieven ontwierp. Het moderne gebruik in de Neolatijnse vorm is het meest bekend door Erasmus’ Moriae encomium (Lof der Zotheid).