is de naam voor een muziekinstrument. Bij de Grieken en Romeinen was het een slaginstrument (een soort bekken), in de middeleeuwen kleine op toon gestemde klokjes; in de 16de eeuw werd het hakkebord (een voorloper van de piano) cymbaal genoemd.
Het laatstgenoemde instrument leeft voort in het „cimbalom”, dat in een echte zigeunerkapel nimmer ontbreekt. Het bestaat uit een op vier poten rustende, trapeziumvormige klankkast, bespannen met 35 snarenkoren, bespeeld met twee kloppers, terwijl door middel van met een pedaal verbonden dempers de klank kan worden gedoofd. De omvang van het instrument is tegenwoordig van de e in het groot octaaf tot de e in het tweegestreept octaaf.Lit.: G. Sachs, Reallex. d. Musikinstrumente (1913).