is de benaming voor de fijne barstjes, de haarscheuren, die in de verf van een schilderij ontstaan door krimpen of uitzetten van doek of paneel ten gevolge van temperatuursverschillen. Ook in de ceramiek kent men deze term, omdat dergelijke haarscheuren ook in glazuren kunnen ontstaan, wanneer deze glazuren een grotere uitzettingscoëfficiënt bij verhitting, en dus ook een sterkere krimp bij afkoeling bezitten dan het aardewerk waarop zij zijn aangebracht.
In vele gevallen, vooral bij gebruiksaardewerk, zijn deze haarscheuren ongewenst; bij enkele soorten sieraardewerk roept men ze echter opzettelijk te voorschijn; het ijle netwerk van scheurtjes geeft aan deze voorwerpen een bijzonder cachet. Het is vooral hierbij dat men spreekt van craqueléglazuren.