heet bij Kant de hoogste norm van het zedelijk handelen. Het volgen van deze norm moet vrij zijn van de voorstelling van een daarmee te bereiken doel en kan tegen de neigingen ingaan.
Verder is de strekking van deze hoogste norm steeds universeel: „Handel zo, dat het beginsel van uw wil steeds tegelijk als beginsel van algemene wetgeving kan gelden”. Daar het handelen volgens de categorische imperatief door geen doelvoorstelling begeleid wordt, heeft het zijn doel in zichzelf. Het is uitdrukking van de menselijke waardigheid.