(Collemplastrum adhaesivum extensum, Collemplastrum americanum elasticum). Voor de vervaardiging van deze verbandstof wordt het caoutchouc door middel van verwarmde walsen gekneed en dan vermengd met vetten en harsen, soms ook met geneesmiddelen, zoals zinkoxyde (gewone kleefpleister) of kwik en carbol (steenpuistenpleister, trekpleister), waarna het uitgestreken op geappreteerde stof en vervolgens, ter voorkoming van samenkleving, bedekt wordt met gaas. De zgn. poreuze pleister wordt verkregen door het aanbrengen van ronde gaten.
Gaoutchoucpleisters worden ook verkregen door 10 delen caoutchouc onder verwarmen op te lossen in 20 delen wolvet en met 70 delen loodpleister samen te smelten.