Wanneer een natuurkundig instrument een uitslag krijgt, beweegt de wijzer zich van de nulstelling uit naar een andere evenwichtsstand en bereikt deze in het algemeen na enige slingeringen rondom deze evenwichtsstand. Het is gewenst, dat deze slingeringen snel worden gedempt (luchtdemping, oliedemping of electromagnetische demping). Is deze demping zo groot, dat de naald onmiddellijk naar de nieuwe evenwichtsstand gaat zonder schommelingen uit te voeren, dan heet het instrument aperiodisch.
Te grote demping brengt weer het nadeel mee, dat het lang duurt, alvorens de naald de evenwichtsstand heeft bereikt. Men zegt dan, dat de naald „kruipt” en noemt de toestand „overaperiodisch”.
