vroeger een delta-riviertje, thans een deel van het Amstel-Drechtkanaal, draagt die naam beneden de vereniging van Drecht en Kromme Mijdrecht. Zij loost door de Amstelsluis, welke gewoonlijk geopend is, op het stadswater van Amsterdam en langs dit op het Noordzeekanaal.
Na 1823 werd de Amstel beter bevaarbaar gemaakt ; zij is thans geschikt voor schepen van 600 ton. Boven de Omval is de breedte op kanaalpeil thans 50-90 m met een verbreding te Uithoorn tot 120 m en een vernauwing beneden de brug te Vrouwenakker tot 32 m; beneden de Omval tot Amsterdam is de breedte 125 à 160 m. De bodemdiepte is 3,30 m ÷ A.P.
In de vroege middeleeuwen was het woord „Amstel” nog onbekend. Het voormalige riviertje werd eenvoudig „het water van het Gouw”, het Gouwenwater genoemd. De gouw, waardoor het water stroomde, heette Amestella, en hiervan is de naam Amstel afkomstig.