(„onsterfelijkheid”), is in de gedichten van Homerus de spijs der goden, in tegenstelling met nectar, de godendrank. Anderen noemen juist de godendrank ambrosia, de godenspijs nectar.
Ambrosia werd ook door de goden gebruikt voor het conserveren van lijken, als geneesmiddel voor wonden en om te zalven. Evenals aan nectar werd ook aan ambrosia een heerlijke geur en smaak toegeschreven.Lit.: Roscher, in: Lexikon der griech. u. rom. Mythol., I, Kol. 280-282; Wernicke, in: Pauly-Wissowa, Realenzykl., I, Kol. 1809-181 i;G. Dumézil, Le festin d’immortalité (Paris 1924) (Annales du Musée Guimet).