is een versvorm, zo genoemd naar den dichter Alcaeus, die hem in zwang heeft gebracht; ook zijn landgenote Sappho bediende zich ervan. Deze strophe bestaat uit vier versregels, nl. twee alcaeïsche hendecasyllaben (elflettergrepigen), een alcaeïsche enneasyllabus (negenlettergrepige) en een alcaeïsche decasyllabus (tienlettergrepige) (z metriek, klassieke).
Horatius paste bij het dichten van zijn alcaeïsche strophen de volgende regels toe: 1. in de hendecasyllabus is de eerste lettergreep meestal en de vijfde op één uitzondering na lang en is er na deze lettergreep bijna altijd een diaeresis2. in de enneasyllabus is de eerste lettergreep meestal en de vijfde steeds lang.
Bibl.: Twee vrijwel volledige nieuwe gedichten in Oxyrhynchus Papyri XVIII no. 2165 (Oxford 1941).