is een gesteente,dat in hoofdzaak uit het mineraal calcedon (een variëteit van kiezelzuur, Si02) bestaat en genoemd is naar de rivier Achates op Sicilië. De meeste agaten vertonen talrijke laagjes, die gewoonlijk min of meer evenwijdig aan elkaar verlopen en op een doorsnede een grillige figuur vormen.
De microscopisch kleine calcedon-vezels liggen ongeveer loodrecht op de laagvlakken. De verschillende laagjes zijn in natuurlijke toestand kleurloos, doorzichtig, grijs, grijsblauw, krijtwit, rood, bruin en zwart. Bijna alle geslepen agaten zijn echter kunstmatig gekleurd, door middel van bewerkingen, die de Romeinen reeds kenden en die berusten op het afzetten van kleurstof in die laagjes, waarin tussen de calcedon-vezeltjes microscopische ruimten aanwezig zijn. Agaten zijn in hoofdzaak in blaasvormige holten in vulkanische gesteenten gevormd (z amandelsteen). Aanvankelijk waren er gasbellen aanwezig; naderhand werden deze holten met een colloïdale waterige oplossing van kiezelzuur gevuld. Volgens R. E. Liesegang traden in dit kiezelzuurstof rhythmische neerslagen op, mede door de aanwezigheid van ijzerverbindingen (oorzaak der rode en bruine kleuren) en ging het sol langzamerhand in een kiezelzuurgel over, dit veranderde op den duur in calcedon en gedeeltelijk ook in kleurloze kwarts (Si02) of violette kwarts (amethyst).De typische agaten zijn gelaagd en kunnen worden verdeeld in gewone agaten of vesting-agaten en in agaten met rechte lagen-, de laatste zijn vooral van Uruguay afkomstig. Uit beide wordt onyx geslepen en wel zodanig, dat enkele evenwijdige, gekleurde calcedon-laagjes, met witte afwisselend, de siersteen opbouwen. Sommige agaten, die in spleten zijn afgezet, zijn naderhand door bewegingen in de aardkorst gebroken en daarna weer met kiezelzuur aaneengekit: gruis-agaten. In een tweede categorie van agaten ontbreekt veelal de gelaagdheid, maar treden buisvormige kanaaltjes in de calcedonmassa op. Zijn die buisjes zeer dun en opgevuld met een groene of bruine stof (ijzerverbindingen), dan heet het gesteente mos-agaat. Zijn de buisjes wijder, dan kan men spreken van buisjes-agaat. Soms zijn deze buisjes omgeven door concentrische laagjes van calcedon. Tot de agaten worden ook gerekend calcedon-massa’s met dendrieten van ijzerverbindingen (meestal bruin) of van mangaanverbindingen (zwart); zij worden Mokka-stenen genoemd en werden al in 1847 vervalst. Sterk blauw en in verschillende tinten groen gekleurde agaten zijn zeker kunstmatig gekleurd. De meeste zwarte agaten zijn eveneens kunstmatig gekleurd. De rode lagen zijn ten dele natuurlijk, ten dele echter kunstmatig gekleurd. De kleurloze, grijze, blauwgrijze en witte lagen bezitten de oorspronkelijke kleur (zie plaat).
De bewerking: kleuren, slijpen en polijsten der agaten geschiedt in hoofdzaak in Oberstein en Idar ten O. van Trier. Aanvankelijk werden zij daar uit de omgeving bewerkt, maar omstreeks 1800 raakte het inheemse materiaal uitgeput. In 1827 werd in Brazilië agaat ontdekt en tegenwoordig komen zij bijna uitsluitend uit Brazilië en Uruguay. Omstreeks 1850 was agaat bijzonder in trek; tegenwoordig is het minder in de mode. Behalve in siersteen wordt het gebruikt voor de vervaardiging van mortieren, stenen om te polijsten, rustpunten voor fijne balansen enz. Uit vlak gelaagde agaat (onyx) werden vroeger fraaie cameeën gesneden, waarbij de figuren in een witte laag werden gebeeldhouwd en een gekleurde laag de ondergrond vormde. Beroemd is de Gemma Augustea in Wenen, 18,7 X 22 cm, in de tijd van den Romeinsen keizer Augustus gesneden. Tegenwoordig worden cameeën meer uit schelpen, een veel zachter materiaal, gesneden.
PROF. DR B. G. ESCHER
Lit.: R. E. Liesegang, Die Achate (Dresden 1915).