bij de Romeinen in de latere keizertijd een personificatie van de overvloed aan materiële en geestelijke goederen. Haar beeltenis komt voor op keizerlijke munten van Heliogabalus (218-222) tot Maximianus (284-305): een vrouwenfiguur die gaven strooit uit een hoorn des overvloeds.
Een verering in tempels schijnt zij niet te hebben genoten.