Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zwagerschap

betekenis & definitie

Zwagerschap is volgens de wet de betrekking, welke door aanhuwelijking ontstaat tusschen den echtgenoot en de bloedverwanten van den anderen echtgenoot, bijv. tusschen een man of vrouw en de eigen kinderen van één van deze uit een vroeger huwelijk, — tusschen een man of vrouw en den broeder of de zuster van den echtgenoot, — tusschen een man of vrouw en de ouders van den echtgenoot, — tusschen een man of vrouw en den oom of de moei van den echtgenoot, enz.

Tusschen de wederzijdsche bloedverwanten der beide echtgenooten bestaat geen zwagerschap. Deze laatste ontstaat dus altijd door aanhuwelijking, maar de gewone beteekenis van zwager, namelijk schoonbroeder, is slechts een bepaald geval van zwagerschap. De gewone namen stief- en schoonouders, stiefkinderen enz. zijn plaatsvervangers voor zwagervader, zwagerkind enz. In de Provinciale Wet (art. 20) spreekt de wetgever van bloedverwantschap of zwagerschap in den eersten graad. Hier kan onmogelijk een schoonbroeder bedoeld worden. Twee broeders is tweede graad, en hier wordt van zwagerschap in den eersten graad gesproken. Deze is bij bloedverwantschap de betrekking van een vader tot zijn kind, — alzoo meent men die van een schoonvader tot zijn schoonzoon.

Onder het woord nabestaanden worden alleen bloedverwanten begrepen, dus niet de betrekking, door zwagerschap of aanhuwelijking ontstaan. Terwijl in het Burgerlijk wetboek de zwagerschap blijft voortduren na overlijden van den echtgenoot, houdt zij in politieke betrekkingen op door aflijvigheid der vrouw, die haar deed ontstaan. bij Gedeputeerde Staten is zwagerschap tot den derden graad ingesloten eene verhindering om zitting te nemen in dat collegie.