Zuiderzee (De), een gedeelte der Noordzee, vormt een inham in het Koningrijk der Nederlanden en bespoelt de provinciën NoordHolland, Utrecht, Gelderland, Overijssel en Friesland. Zij is van de Noordzee gescheiden door de eilanden Tessel, Vlieland, Terschelling en Ameland en heeft met haar gemeenschap door het Marsdiep tusschen Noord-Holland en Tessel, het West- en het Oost-Flielander Gat. In de Zuiderzee verheffen zich voorts de eilanden Wieringen, Marken, Urk en Schokland, benevens vele zandbanken met daartusschen gelegene ondiepten. Zij beslaat eene oppervlakte van omstreeks 60 □ geogr. mijl, is tusschen Stavoren en Enkhuizen zeer smal en ontvangt het water van de IJssel, het Zwarte Water, de Vecht, de Eem en de Kuinder. — In ouden tijd vond men ter plaatse, waar thans de Zuiderzee zich uitstrekt, het meer Flevo en eenige kleine meren, die allengs bij het opkomen van Noordzeevloeden zich vereenigd en met ondergeloopene landen den tegenwoordigen zeeboezem gevormd hebben.
Dit had vooral plaats in de 12de en 13de eeuw, maar het land tusschen Medemblik, Stavoren en Enkhuizen is eerst tegen het einde der 14de eeuw eene prooi der golven geworden. Sedert 1400 werden de zeegaten tusschen Tessel en Wieringen zoo wijd, dat men te Amsterdam en Enkhuizen veel grootere schepen kon uitzenden dan te voren. De Zuiderzee heeft eene diepte van 1 tot 8 Ned. el, en wegens hare talrijke zandbanken is zij voor den zeeman niet zonder gevaar. In het zuidwestelijk gedeelte staat zij door Pampus in verband met het IJ, waarmede het Noordzeekanaal gemeenschap heeft, hetwelk van de Zuiderzee is afgesloten door de sluizen bij Schellingwoude. Onderscheidene steden aan de kust der Zuiderzee verkeerden weleer in een bloeijenden toestand, maar werden door Henry Havard met den naam van doode steden (villes mortes) bestempeld.
Schoon deze binnenzee niet bijzonder vischrijk is, wordt er veel bot, spiering, ansjovis enz. gevangen. Vóór en na heeft men plannen gemaakt om dezen waterplas droog te maken en alzoo eene nieuwe provincie aan Nederland toe te voegen, o. a. reeds vóór jaren door den ingenieur van Diggelen, die daarover een boek van twee deelen heeft in het licht gegeven. Voor 's hands echter zijn zij om de groote kosten — op 120 millioen gulden geraamd — ter zijde gelegd. Vrij zeker evenwel is het, dat zij eenmaal ten uitvoer zullen worden gebragt.