Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Overijssel

betekenis & definitie

Overijssel, eene Nederlandsche provincie, grenst in het noorden aan Friesland en Drenthe, in het oosten aan Pruissen (Hannover en Westfalen), in het zuiden aan Gelderland en in het westen aan Gelderland en de Zuiderzee, beslaat eene oppervlakte van ruim 60½ geogr. mijl en telt bijna 268000 inwoners (1876). Zij was van ouds verdeeld in 3 kwartieren, namelijk Vollenhove, Salland en Twenthe. Gedeeltelijk wordt zij van Gelderland gescheiden door de Geldersche IJssel, welke bij Deventer de Schipbeek opneemt. Voorts stroomen er: het Zwarte Water met hare zijrivier de Overijsselsche Vecht, welke de Dinkel, de Regge en de Kleine Vecht ontvangt, en met het Meppeler Diep, — de Steenwijker Aa, — en de Kuinre met de Linde.

Men heeft er onderscheidene kanalen, zooals: de Willemsvaart, die de IJssel met het Zwarte Water vereenigt, — de Dedemsvaart, bij Gramsbergen uit de Vecht komende en met eene lengte van 40 Ned. mijl zich uitstrekkende naar het Zwarte Water bij Hasselt, — het Lichtmiskanaal, — de Binnenvecht, — het Almelosche Kanaal, van Almelo naar Zwolle, — het Kanaal, van het voorgaande uitgaande naar Deventer, — het Kanaal van Daarle naar Gramsbergen, — het Koevordensche Kanaal enz. De voornaamste plaatsen zijn er voorts door straat- en spoorwegen verbonden. Van Zwolle gaat een spoorweg naar Meppel, een naar Kampen, een naar Utrecht, een naar Deventer en zal eerlang een naar Almelo worden aangelegd. Van Enschede loopt een spoorweg, uit Pruissen komende, langs Hengelo, Delden en Goor naar Zutfen, en van Hengelo bestaat langs Borne, Almelo en Oldenzaal eene spoorwegverbinding met Salzbergen in Pruissen. Deze provincie, door dijken tegen de Zuiderzee beveiligd, heeft langs de IJssel uitmuntende kleigronden, terwijl de polder Mastenbroek en het Kamper-eiland zich door ongemeene vruchtbaarheid onderscheiden. In het midden der provincie heeft men zand- en heidegronden en in het oosten hooge veenen, die allengs in bouwland worden herschapen. Door het midden der provincie loopt eene heuvelreeks van het noorden naar het zuiden, welke zich in den Lemelerberg ter hoogte van 81 Ned. el boven de oppervlakte der zee verheft.

Men heeft in deze provincie 55½% bouw- en weiland en 39% woeste gronden, terwijl 3% door bosch, 0,5% door gebouwen en 2% door wegen en wateren worden ingenomen. Men maakt er veel turf, en in het landschap Twenthe — vooral te Enschede, Lonneker en Almelo — heeft men talrijke katoenfabrieken. terwijl langs de IJssel vele steenbakkerijen worden gevonden. Belangrijke mattenmakerijen heeft men te Blokzijl, en vooral Vollenhove neemt deel aan de visscherij op de Zuiderzee. Er zijn 61 gemeenten, waaronder zich de 3 aanzienlijke steden Zwolle, Deventer en Kampen bevinden. Men heeft er gymnasia en hoogere burgerscholen te Zwolle, Deventer en Kampen, eene industrie- en handelsschool en eene Latijnsche school te Enschede, eene kweekschool voor onderwijzers te Deventer, Latijnsche scholen te Almelo, Oldenzaal en Ootmarsum, en eene theologische school voor Christelijk Gereformeerden te Kampen. De hoofdstad is Zwolle.

Overijssel bestond weleer uit verschillende heerlijkheden, die leenroerig waren aan het Duitsche Rijk en door Keizerlijke schenkingen in de 11den eeuw in handen kwamen van de bisschoppen van Utrecht, die er reeds te voren het geestelijk gezag hadden. Na dien tijd droeg Overijssel den naam van Over-Sticht, daar Utrecht Neder-Sticht werd geheeten. In 1322 werd het door bisschop Jan van Biest verpand aan den graaf van Gelder, die het behield tot 1346. Meermalen was dit gewest het tooneel der oorlogen van de bisschoppen van Utrecht tegen de Friezen en Gelderschen, en het bleef onder de heerschappij der bisschoppen tot 1527, toen Hendrik van Beijeren, de 58ste bisschop, geen kans ziende om dit gebied tegen de Gelderschen te beschermen, aan de Staten des lands den raad gaf om Karel V tot hunnen heer te kiezen. Deze deed het in bezit nemen door den stadhouder van Friesland, waarna de naam Overijssel meer en meer in zwang kwam. Het was tijdens de Republiek het zesde in rang der Vereenigde Gewesten en vormde bij onze inlijving in het eerste Fransche Keizerrijk het departement Monden van de IJssel. Bij de herstelling onzer onafhankelijkheid werd Overijssel weder eene provincie des Rijks.