Zondagsviering. De Zondag, volgens de gebruiken der Westersche Kerk de eerste dag der week, wordt als de dag des Heeren gevierd. Hoewel men in het Nieuwe Testament geenerlei gebod omtrent den zondag aantreft, werd hij toch reeds vroeg in het na-apostolisch tijdperk als de gedenkdag der verrijzenis van Jezus heilig gehouden, en toen men den sabbath liet varen, bragt men de eigenaardigheden van dezen grootendeels over op den zondag. Voorschriften om geene andere dan de vol strekt noodzakelijke bezigheden op dien dag te verrigten, vindt men eerst in den tijd van Constantijn de Groote.
Voorts verbood keizer Leo III (717—741) allen arbeid op den zondag, zoodat men hem na dien tijd nog meer als een Israëlietischen sabbath, als een volkomen rustdag beschouwde. De Hervormers beriepen zich geenszins op eenig bijbelsch voorschrift, maar verlangden, dat de zondag gevierd zou worden, omdat zij het nuttig en doelmatig oordeelden; kerkelijke verordeningen uit die dagen verbieden den arbeid alleen gedurende de godsdienstoefening. Daarentegen verklaarde Beza zich een voorstander van het gevoelen, dat de zondag eene goddelijke instelling is, die de plaats bekleedt van den Israëlietischen sabbath, en door zijn invloed is tot nu toe in Engeland, Schotland en NoordAmerika eene stipte zondagsviering met gestrengheid gehandhaafd. In Frankrijk daarentegen deed de Groote Omwenteling het onderscheid tusschen de verschillende dagen der week uit het maatschappelijk leven verdwijnen, en ook in Italië heeft men alle wetten afgeschaft, die betrekking hadden op het vieren van den zondag. In Duitschland beveiligen de wetten van den Staat de arbeiders, dienstboden enz. tegen de eischen van fabriekanten enz. om op zondag te werken. Ook in ons Vaderland bestaat nog eene zondagswet, die echter meer bedoelt geene ergernis te wekken, dan allen arbeid op zondag te beletten. Trouwens wie den zondag doorbrengt met zich in werkeloosheid te vervelen of de verveling in den kroeg te ontvlugten, zou veel beter doen, zoo hij zijn gewonen arbeid bleef verrigten.
