Zirkon is de naam van eene delfstof, die door Naumann bij de geolieten wordt gevoegd, maar volgens hare scheikundige eigenschappen tot de metalloïde-oxyden behoort. Het kristalliseert in quadratische, meestal zuilenvormige kristallen, hoewel het op secundaire ligplaatsen ook wel in korrels gevonden wordt. Het is zelden waterhelder, meestal hyacintrood of bruinachtig, somtijds wit, geel of groen, na het verhitten kleurloos of wit, glas- of vetglanzig en somtijds diamantglanzig.
Zijne hardheid is 7,5 en zijn soortelijk gewigt 4,0 tot 4,8. Te voren beschouwde men zirkon als een zirkoniumilicaat, maar thans merkt men het aan wegens zijne isomorphie met Sn02 en Ti02 als een isomorph mengsel van zirkon- en kiezelzuur anyjdride volgens de formule (ZrSi)02, waarin Zr = Si is, terwijl in het vermaagschapte Auerbachiet Zr en Si de verhouding hebben van 2 en 3. Zirkon is een sterk verspreid (schoon vaak slechts microscopisch) bestanddeel van graniet, syeniet, granuliet, eklogiet, basalt enz. en wordt op onderscheidene plaatsen in Duitschland, in Tyrol, in Bohemen, in den Oeral, op Ceylon enz. gevonden.